De balans tussen onderprikkeling en overprikkeling.

27-10-2023

De balans tussen overprikkeling en onderprikkeling.

Kinderen met autisme staan voor unieke uitdagingen in hun dagelijks leven. Een van deze uitdagingen heeft te maken met de manier waarop ze prikkels uit hun omgeving verwerken. Dit proces kan leiden tot twee uitersten: onderprikkeling en overprikkeling. In deze blog verkennen we het verschil tussen deze twee toestanden en hoe ouders, verzorgers en leerkrachten kunnen helpen om een gezonde balans te vinden.

Onderprikkeling bij kinderen met autisme

Onderprikkeling, ook wel bekend als sensorische ondergevoeligheid of hyposensitiviteit, houdt in dat een kind met autisme minder gevoelig is voor zintuiglijke prikkels dan de gemiddelde persoon. Dit betekent dat de zintuigen van het kind minder scherp zijn afgestemd, waardoor ze vaak minder intense sensaties ervaren. Hier zijn enkele aspecten van onderprikkeling:

1. Verminderde respons op zintuiglijke input: Kinderen met onderprikkeling kunnen ogenschijnlijk ongevoelig zijn voor geluiden, aanrakingen, geuren of visuele stimuli die anderen als normaal of intens zouden ervaren.

2. Zoekgedrag: Omdat ze minder zintuiglijke stimulatie ervaren, kunnen kinderen met onderprikkeling actief op zoek gaan naar intense prikkels om hun zintuigen te stimuleren. Dit kan leiden tot ongepast gedrag, zoals opvallende geluiden maken, veel bewegen of overmatig aandacht vragen.

3. Risico van onopgemerkte schade: Onderprikkeling kan ertoe leiden dat kinderen geen pijn of ongemak voelen bij verwondingen of ongemakken. Hierdoor kunnen ze onbewust in gevaarlijke situaties terechtkomen zonder te beseffen dat ze zichzelf schaden.

4. Beperkte alertheid: Kinderen met onderprikkeling kunnen zich slaperig, apathisch of gedesoriënteerd voelen. Ze hebben mogelijk moeite met concentratie en het uitvoeren van dagelijkse taken. Symptomen zoals hoofdpijn, misselijkheid of vermoeidheid.

Overprikkeling bij kinderen met autisme

 Overprikkeling, ook bekend als sensorische overgevoeligheid, is het tegenovergestelde van onderprikkeling. Het houdt in dat een kind met autisme extreem gevoelig is voor zintuiglijke prikkels. Dit betekent dat ze overweldigd kunnen raken door alledaagse zintuiglijke input, zoals geluiden, aanrakingen, geuren en visuele stimuli. Hier zijn enkele belangrijke aspecten van overprikkeling:

1. Overgevoeligheid voor prikkels: Kinderen met overprikkeling kunnen zelfs de kleinste prikkels als storend ervaren. Dit kan zich uiten in angst, irritatie of zelfs pijn bij geluiden, aanrakingen, geuren of visuele prikkels die anderen als normaal zouden beschouwen.

2. Emotionele reacties: Overprikkeling kan leiden tot sterke emotionele reacties, zoals angst, woede of paniekaanvallen. Kinderen kunnen zich overweldigd voelen en moeite hebben om hun emoties te reguleren.

3. Fysieke symptomen: Naast emotionele reacties kunnen fysieke symptomen optreden bij overprikkelde kinderen, waaronder hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid of vermoeidheid.

4. Vermijdingsgedrag: Om overprikkeling te verminderen, kunnen kinderen met autisme geneigd zijn om situaties of omgevingen te vermijden die hen overweldigen. Dit kan hun sociale interacties en hun deelname aan dagelijkse activiteiten beperken.

5. Terugtrekking: Overprikkelde kinderen kunnen zich terugtrekken in een poging om hun zintuigen te kalmeren. Ze zoeken rustige, prikkelarme ruimtes op om te herstellen.

Hoe ouders, verzorgers en leerkrachten kunnen helpen

Het begrijpen van de verschillen tussen onder- en overprikkeling is cruciaal om kinderen met autisme te ondersteunen. Hier zijn enkele suggesties:

  1. Observeren en communiceren: Let goed op het gedrag van het kind en communiceer regelmatig. Dit helpt om te identificeren of ze onder- of overprikkeld zijn op een bepaald moment.

  2. Creëer een prikkelvriendelijke omgeving: Pas de omgeving aan om prikkels te beheersen. Verminder bijvoorbeeld lawaai, bied rustige plekken en beperk visuele stimuli wanneer dat nodig is.

  3. Gebruik hulpmiddelen: Sensory tools zoals koptelefoons, verzwaarde dekens of fidget toys kunnen helpen om prikkels te reguleren.

  4. Zorg voor voorspelbaarheid: Kinderen met autisme gedijen vaak bij voorspelbaarheid. Het volgen van routines en het geven van waarschuwingen voor veranderingen kan helpen.

  5. Respecteer grenzen: Respecteer de grenzen van het kind. Als ze aangeven dat ze overprikkeld zijn, geef ze dan ruimte en tijd om te herstellen.

  6. Professionele hulp inschakelen: Raadpleeg een specialist in autisme of een ergotherapeut voor begeleiding en strategieën op maat.

Het begrijpen en reageren op de prikkelverwerkingsbehoeften van kinderen met autisme is een voortdurend proces. Elk kind is uniek, en wat voor de een werkt, werkt mogelijk niet voor de ander. 

Liefs Katrien

g